Gedoof­de licht­jes

Wie heeft de licht­jes van de boom gedoofd?
Wie heeft de bal­len weg­ge­haald?
Wie heeft met niets ont­zien­de nuch­ter­heid,
het einde van de roman­tiek bepaald?
 
Wie heeft de kerst­stal inge­pakt;
de uit­ge­bloei­de kerst­ster weg­ge­daan?
Was ik dat zelf?
Waar­om liet ik de licht­jes nog niet even aan?
 
Wie heeft de licht­jes in mijn blik gedoofd?
Dat was ik niet, dat deed het leven!
Maar in de duis­ter­nis bleef één kaars staan;
zo werd mij per ver­gis­sing toch een licht gege­ven.
 
Ik leg mijn hand bescher­mend om de vlam,
zodat de vries­kou van de een­zaam­heid hem niet zal doven.
Het is de vlam van hopen op de zon,
waar­in ik, dwa­lend in de nacht, toch blijf gelo­ven.
 
 
Schrij­ver onbe­kend
 
  • Ver­want met de dood

    Het leven is sindsdien verdergegaan
    maar vergat mij mee te nemen
    en liet me erbuiten staan.

    Ik bezie ‘t van een afstand
    maar ‘t raakt me niet echt
    ik voel me met de dood verwant.

    Veel mensen om mij heen
    kunnen het verdriet niet langer delen
    en laten mij daarin alleen.

    Zo bouwen ze muren van stilte
    waarin ik me gevangen voel
    en die mij omgeven met kilte.

    Ze beseffen niet hoe dat is
    hoe gebroken mijn bestaan
    hoe vol van leegte en gemis.

    Ik weet, ik kan niet altijd troost verwachten
    maar door er gewoon te zijn
    kunnen ze wel de pijn verzachten.

    Het is niet, dat ik me beklaag
    immers ik wil geen medelijden,
    ‘t is alleen wat warmte wat ik vraag.

    Kokkie Jonkers