LENTEVREES

 
Onvoor­spel­baar, hoe in vier weken
de wereld kan ver­an­de­ren
en wij in ver­war­ring naar bui­ten kij­ken.
Over­spoeld door fei­ten waar we ach­ter­aan lopen
zon­der te weten waar­heen.
Hoe goed wij ook door de jaren heen
heb­ben geleerd de kop in het zand te ste­ken.
Zelfs onder­gronds dringt het nieuws tot ons door.
En wor­den wij wak­ker geschud door stil­te.
 
Stil­te in de stra­ten, stil­te in beel­den,
waar wij naar kij­ken met ande­re ogen.
Die mis­schien weer opnieuw leren zien.
 
Tot zover het begin van deze lente
die ons voor­komt als het einde der tij­den.
De rest van het leven om ons heen
fluit er maar op los, komt uit de knop en bloeit open.
Vogels leg­gen eie­ren, met een opti­mis­me dat ons vreemd is.
De mag­no­lia is geze­gend, ze kan de krant niet lezen.
En de scha­duw van de zwa­luw stijgt boven zich­zelf uit
en vliegt de zon tege­moet.
 
Maar onze nach­ten zijn stil.
De stra­ten heb­ben hun stem ver­lo­ren.
Wat anders kun­nen wij, dan blij­ven dro­men
en gelo­ven in een over­win­ning op een tegen­stan­der
die onzicht­baar is.
Maar eerst afstand nemen van alles om te weten
wat je mist, als het er niet meer is.
Dan is mis­schien, wat wij weer moe­ten leren,
Een nieu­we tijd ont­dek­ken
door ons in ons­zelf te keren.
 
 
 
Naar aan­lei­ding van de pan­de­mie (ook een oor­log) in 2021
schreef Stef Bos dit gedicht
 
  • Ver­want met de dood

    Het leven is sindsdien verdergegaan
    maar vergat mij mee te nemen
    en liet me erbuiten staan.

    Ik bezie ‘t van een afstand
    maar ‘t raakt me niet echt
    ik voel me met de dood verwant.

    Veel mensen om mij heen
    kunnen het verdriet niet langer delen
    en laten mij daarin alleen.

    Zo bouwen ze muren van stilte
    waarin ik me gevangen voel
    en die mij omgeven met kilte.

    Ze beseffen niet hoe dat is
    hoe gebroken mijn bestaan
    hoe vol van leegte en gemis.

    Ik weet, ik kan niet altijd troost verwachten
    maar door er gewoon te zijn
    kunnen ze wel de pijn verzachten.

    Het is niet, dat ik me beklaag
    immers ik wil geen medelijden,
    ‘t is alleen wat warmte wat ik vraag.

    Kokkie Jonkers