Rouwen en missen

  Bij de logopedist las ik: “Slaap je niet dan lig je toch”. Het was een gedicht van een schrijver die wel een miljoen rouwvliegjes in haar buik droeg.   In taal komt de dood soms op kousenvoeten, dan weer stommelend van de trap. Ik wilde hem op heterdaad betrappen, hem dichtklappen zoals een boek, om het later weer open te slaan.   Later wil zeggen dat als ik groot ben, fermer misschien, als ik heb geleerd dat gemis familie is en geluk een goede vriend die je graag ziet, maar wegens tijdgebrek meestal mis loopt.   Ik ging van het gedicht houden en mijn spraak vorderde, al verslikte ik me soms in een woord, waarop de logopedist zei: “je Lees meer

Winterstilte

  De grond is wit, de nevel wit, De wolken, waar nog sneeuw in zit, Zijn wit, dat zacht vergrijzelt Het fijngetakt geboomte zit Met witten rijp beijzeld.   De wind houdt zich behoedzaam stil, Dat niet het minste takgetril ‘t Kristallen kunstwerk breke, De klank zelfs van mijn schreden wil Zich in de sneeuw versteken.   De grond is wit, de nevel wit, Wat zwijgend tooverland is dit? Wat hemel loop ik onder? Ik vouw de handen en aanbid Dit grootsche, stille wonder.     Jacqueline E. van der Waals  (2001)    

De Verwondering

  Ik sta op het strand en kijk naar een schip dat met volle zeilen richting de horizon vaart. Ik zie  het schip steeds kleiner en kleiner worden, totdat het verdwijnt achter de horizon, daar waar de lucht en zee samenkomen. Iemand naast me zucht en zegt: “kijk nou is ie weg…………” Ja, het schip is weg uit ons blikveld, maar het schip zelf is er nog, even mooi en groot als daarnet. Zijn kleiner geworden formaat zit in mijzelf, niet in hem. En precies op het moment dat iemand naast mij zegt: “Hij is weg”, zijn er anderen die hem zien aankomen en blij roepen: “Kijk daar is ie…….!” Lees meer

De gestorvene

Zeven maal om de aarde gaan, als het zou moeten op handen en voeten; zevenmaal om die ene te groeten die daar lachend te wachten zou staan. Zeven maal om de aarde te gaan. Zevenmaal over de zeeën te gaan, schraal in de kleren, wat zou het mij deren, kon ik uit de dood die ene doen keren. Zevenmaal over de zeeën te gaan, Zeven maal om met zijn tweeën te staan. Ida Gerhardt 1966 Muziek: De Gestorvene-Trijntje Oosterhuis

Overgangen

Wind je niet op, maak je niet druk, leer ermee omgaan, dat het licht donker wordt, dat het volle leeg wordt, dat de lacht verandert in een traan en dat de blijheid versomberen zal, want in de versombering woont alweer het blije, in de traan verbergt zich al de lach, in het rumoer kondigt zich het stille al aan en in de leegte schuilt alweer het volle, zoals ook uit het donker, het licht tevoorschijn treedt. TOON HERMANS

Als je je man verliest……..

Als je je man verliest word je weduwe; als je je vrouw verliest word je weduwnaar; als je je ouders verliest word je wees; maar als je je broer of zus verliest, wat word je dan? Want als je broer sterft, die je beste vriend was of je zus, die meer was dan een vriendin, als je als enig kind achterblijft als je nu ouder bent dan je broer of zus maar eigenlijk niet de oudste was, dan is er geen naam voor. Er is geen woord voor wat jij nu bent en waar geen woorden voor zijn, wat geen naam heeft, blijft anoniem. Wat geen naam heeft, bestaat niet. Lees meer

Ik ben een schildpad

Ik geloof dat het leven een reis is….. We willen allemaal ergens geraken. Het gaat om de sterkste, de snelste, de beste. Maar we kunnen niet allemaal zo zijn. Mijn naam is Abel en ik ben een schildpad. Het komt er op neer dat ik heel traag ben. Ik ben altijd te laat maar wel op mijn eigen tempo. Terwijl anderen wanhopig de race willen winnen, wacht ik geduldig op een mirakel. Soms moet je niet de sterkste, de snelste en zelfs niet de beste willen zijn. Goede dingen komen tot diegenen die wachten. Uiteindelijk hoef je niet te winnen. Je moet gewoon de finish halen. Geïnspireerd door Toon Tellegen

Mijn broer is dood

Mijn broer is dood. Ik ben verhaal, het kan niet kloppen, want ik zie dat ik nog leef. Wij zijn van meet af aan altijd bij elkaar geweest en waren dan ook zo ongeveer precies gelijk. Hoe kan het dan dat ik zomaar in mijn eentje overblijf? Alsof iemand in het wilde weg gekozen heeft, niet opgelet heeft wie van ons het was. Hoe dichterbij kan nog de dood? Ted van Lieshout